Noordoostpolder, 1943-1945

De meeste onderduikers kwamen uit de steden. Onder hen bevonden zich pianostemmers, banketbakkers, kunstschilders en commissarissen van politie. Zij waren niet gewend grondwerk te verrichten. In hun roman De Duikhoek beschrijven Piet Grilk en Wim van Leening hoe twee jonge onderduikers zich meldden bij een districtskantoor: “Zwaar hangt de warmte in de naar creoline [een ontsmettingsmiddel, bereid uit steenkolenteer] stinkende ruimte. Dan trekt een ratelend opgaand loketje hun aandacht en een ambtenaar wenkt hen. Het is een klein bol ventje, wiens kikkerachtige oogjes hen vanachter een blikkerend brilletje aanloeren. Er trekt een zweem van verbazing over zijn gezicht, als hij zich twee oproepingskaarten voor grondwerk ziet toegeschoven. Hij monstert met een nauw verholen glimlach beide jongens eens van top tot teen en vraagt dan, overigens vrij overbodig: ‘Hebben jullie al eens eerder grondwerk gedaan?’”

Bron: Fotograaf onbekend / Collectie Roel Winter, Batavialand
Terug naar home
Thema: