Plaats onbekend, 1945
Verzetsstrijdsters Truus en Freddie Oversteegen, kort na de bevrijding, met aan weerszijden collega’s van de Politieke Opsporingsdienst. Truus en Freddie zijn zestien en veertien jaar oud als de oorlog uitbreekt en worden vrijwel direct actief in het communistisch verzet. Ze brengen Joodse kinderen naar onderduikadressen, vervoeren wapens, blazen spoorlijnen op en voeren ook aanslagen op verraders uit. Na de bevrijding gaan Truus en Freddie voor de Politieke Opsporingsdienst werken, die collaborateurs opspoort. De sfeer op de foto lijkt luchtig, maar op de achtergrond speelt ook verdriet. Beide zusjes worstelen met het gemis van Hannie Schaft –beroemd als ‘het meisje met het rode haar’– met wie zij in het verzet nauw hadden samengewerkt en die kort voor het einde van de oorlog was opgepakt en doodgeschoten. Ook in andere opzichten is het een zware tijd. Truus en Freddie vinden dat veel collaborateurs er te gemakkelijk vanaf komen en verlaten de Politieke Opsporingsdienst gedesillusioneerd. Lange tijd blijven ze in de schaduw staan van hun gefusilleerde vriendin Hannie, die na haar dood was uitgegroeid tot een nationaal icoon van het verzet. Pas in de laatste jaren van hun levens komt er meer aandacht en waardering voor het verzetswerk van Truus en Freddie.